Als sporter met diabetes is het belangrijk om je lichaam goed te leren begrijpen en je kennis over de werking ervan te blijven uitbreiden.
Gisteren was ik dan ook blij dat ik de kans kreeg om een presentatie van professor Gillard, een autoriteit op het vlak van diabetes en sport, te mogen bijwonen. De uiteenzetting kaderde in het DiaTop-project van het UZ Leuven, dat erop gericht is een grote groep mensen met diabetes type 1 klaar te stomen voor een tweedaagse sportieve uitdaging in de Vogezen.
De presentatie begon met enkele basisprincipes van de sportfysiologie en ging vervolgens in op de effecten van verschillende types inspanningen op de glycemie. Verder werden er diverse strategieën aangereikt om hypo’s/hypers te vermijden en volgden enkele zeer interessante praktijkvoorbeelden.
De presentatie bevatte verschillende triggers die me verder deden nadenken over hoe dit bij mijn eigen glucosebeheer werkt. In de volgende weken zal ik daarom enkele thema’s die werden besproken verder uitwerken met eigen praktijkervaringen.
Een eerste interessant punt dat vele diabeten verrast deed opkijken, was de suggestie dat enkele anaerobe sprints inlassen in een aerobe training zoals fietsen of lopen de glucosedaling kan afremmen en zelfs kan omkeren. Dit werd bevestigd door onderzoek en steunt op het principe dat bij anaerobe inspanningen erg veel stresshormonen worden aangemaakt en hierdoor extra glucose wordt vrijgemaakt in het bloed.
Het toeval wil dat ik vandaag een training in de planning had waarmee ik dit kon testen. Ze bestond uit ongeveer 2uur fietsen op de turbotrainer, quasi volledig in de zeer rustige hartslagzone, maar met na 45 minuten 8 keer 30 seconden aan een hoog (bijna-sprint) wattage met 2min30 recup tussen de intervallen. Dit geeft een hartslagverloop als volgt:
Je ziet duidelijk de 8 piekjes in de grafiek. In een interval van 30 seconden is het vanzelfsprekend niet zo dat de hartslag boven de anaerobe drempel moet gaan om van een anaerobe inspanning te spreken, daarvoor is het tijdsinterval te kort. Het volstaat dat het wattage boven de anaerobe grens gaat om de spieren op anaerobe verbranding te zetten.
Bij deze training had ik geen bolusinsuline aan boord (dus enkel basale) en had ik voordat de inspanning begon 1 snede bruin brood of ongeveer 15 koolhydraten gegeten. Verder at ik niets tijdens de training. Dit maakt het een vrij clean experiment, aangezien er geen insuline in het spel was. Het leek me dus interessant om de these van professor Gillard te testen. Is het inderdaad zo dat enkele korte sprints de glucosetrend kunnen keren?
De suikergrafiek zag er als volgt uit:
De bovengrens (oranje) is hier 160. De lange paarse lijn duidt de duur van de sportinspanning aan en de blauwe lijn geeft de duur van de intervallen + recuperatie weer.
Wat meteen duidelijk wordt, is dat de boterham voor de start zijn effect niet miste en zich snel vertaalde in een sterke glucosestijging. Kort na het starten, wordt de opgaande lijn wel snel minder steil, om uiteindelijk vlak te worden en te beginnen dalen.
De sprints begonnen eigenlijk net op het moment dat een scherpe knik omlaag was ingezet. De knik veranderde quasi meteen in een horizontale lijn, daalde dan langzaam verder, werd weer een rechte lijn, daalde opnieuw verder en maakte uiteindelijk een korte knik omhoog net voor het einde van de intervallen.
Omdat de sprints steeds werden afgewisseld met 2min30 laag aerobe recuperatie, bleef de suiker wel dalen, maar het is ook duidelijk dat de daling werd afgeremd. Dit is nog het meeste duidelijk na het einde van de intervallen, een cooldown van 40 minuten met laag-aerobe hartslag. De suiker begint hier heel snel te dalen. Die scherpe daling had ik in het halfuur ervoor vermeden dankzij de sprints.
Vermoedelijk zal dit effect nog sterker zijn bij langere intervallen en kortere recuperatieperiodes, maar het toont in ieder geval aan dat korte anaerobe bursts de glucosedaling inderdaad kunnen afremmen en zelfs kunnen omkeren.
Als kanttekening hierbij wil ik wel vermelden dat zulke, zelfs korte, sprintinspanningen niet altijd wenselijk zijn tijdens een lange duurrit zoals de fietstochten in de Vogezen waarop de diatoppers zich voorbereiden. Ze creëren namelijk lactaat en vermoeidheid die je best vermijdt als je achteraf nog honderden of duizenden hoogtemeters moet trotseren. Bij zulke ritten is het dus niet praktisch haalbaar om verschillende keren een reeks sprintintervallen in te lassen om de glucose minder te laten dalen, en lijkt koolhydraten bij-eten een betere strategie.
Ikzelf kom alleen bij intervaltrainingen en in de laatste kilometers van een race in de anaerobe zones terecht. Niettemin is het wel een belangrijke factor om rekening mee te houden. In tegenstelling tot wat je zou denken, is de koolhydraatinname tijdens intervaltrainingen voor diabeten namelijk best beperkter dan bij rustige duurtrainingen.
Maar wat wel buiten kijf staat, is dat sprinten tegen de daling werkt!